De grond waarop ik dagelijks vertoef is een grond die veel mineralen bevat en voedselrijk is voor planten. Zo ook voor het gras dat er groeit.  Ik maak daar  dankbaar gebruik van. Mijn werkwijze is heel simpel. Het gras wordt in eerste plaats gehooid voor  onze paarden maar er blijven weleens op het einde van de winter wat botten over of er zit ook al eens een slecht gedroogde bot bij.  Dat hooi  geef ik  andere bestemming.  Deze herbestemming vindt zijn inspiratie in het Oosten (China en Japan,… .). In de keramiekgeschiedenis kan je terug vinden dat  as van hout of rijststro  bij hun een belangrijke glazuurgrondstof is.  Hun glazuur is gekenmerkt door de eenvoud in zijn grondstoffen. Er zijn drie elementen nodig om een bruikbaar glazuur te maken.  Een smeltmiddel, een bindmiddel en een glasvormer.

Het gras van de Haspengouwse grond bevat veel silicium en laat silicium nu de glasvormer zijn.  Daarbij is het een grondstof die niet giftig of gevaarlijk is.  Wat wil ik nog meer?

Ik wil een goed bruikbaar glazuur  dat gemaakt is met  veilige grondstoffen.  Een glasvormer heb ik dus al.    Het is nu  een uitdaging aan de chemicus in mij om recepturen te maken (eentje heb ik al en ben ik tevreden over)  die zich perfect verbinden met de klei  en die na het het transformatieproces in de oven een spoor van leven uitstralen en weer op een andere manier het leven kunnen dienen.

Op deze manier werken verrijkt mijn leven met vreugde en voel ik aansluiting bij de woorden van Jean Vaysse:

 ‘In het heelal waarin we leven zien we dat niets verloren gaat. 
Alles komt ergens vandaan en keert, in mindere of meerdere mate 
veranderd of getransformeerd, ergens terug. 
Niets van wat vorm heeft aangenomen of leeft, blijft onveranderlijk 
en elk van deze veranderingen dient op een of andere wijze het leven.”